Decennialang was het in de mode om hoekige, strakke en afgelijnde ontwerpen en interieurs te creëren. Vandaag de dag zien we echter steeds meer organische, gebogen, ronde en golvende vormen met expliciete en impliciete verwijzingen naar de natuur. Leven we nu in een nieuw Art Nouveau-tijdperk, waarin de drang naar de natuur zo groot is dat we deze overal willen integreren?
Laten we teruggaan naar het begin van de Art Nouveau (1890 – 1910). In de tijd van Horta en Gaudí was de industrialisatie in volle gang met smog, stof en vervuiling als gevolg. Beide architecten hadden, temidden van de oprukkende verstedelijking – Gaudí’s Sagrada Familia werd gebouwd op een veld aan de rand van Barcelona met vrij uitzicht – een verlangen naar een leven dichter bij de natuur. Hun werk op meer dan 1000 kilometer van elkaar, speelde met natuurlijke vormen en lijnen, met zowel impliciete als expliciete verwijzingen naar de natuur. Art Nouveau was een reactie op de industriële revolutie en de mechanisering van de kunst, met een sterke nadruk op handwerk en ambachtelijkheid. Het is opvallend dat het werk van onder andere Horta en Gaudí vandaag de dag nog steeds wordt vereerd, gezien het aantal toeristen dat deze jaarlijks bewondert. De Art Nouveau stond ver af van stromingen als Kubisme, Bauhaus en Stijlisme, maar lijkt tegenwoordig weer helemaal terug van weggeweest.
Terug naar de 19de eeuw
Vandaag lijkt dezelfde beweging als eind 19de eeuw opnieuw op gang te komen. In zowel architectuur, interieurontwerp als meubeldesign is de natuur steeds meer aanwezig. Wat enkele jaren geleden nog een kortstondige trend leek, blijkt nu net zo duurzaam als de Instagram-roze kleur die al een decennium populair blijft. Organische vormgeving lijkt niet meer weg te slaan uit ons leven. Maar wat houdt organisch design eigenlijk in? Het is een ontwerpfilosofie die natuurlijke vormen, materialen en processen benadrukt, vaak geïnspireerd door de vormen, structuren en patronen in de natuur. Het doel is om omgevingen en objecten te creëren die moeiteloos in de natuurlijke wereld opgaan, met een focus op zowel esthetiek als functionaliteit. Deze benadering wordt vaak toegepast in architectuur, meubels en productontwerp.
Fallingwater
Frank Lloyd Wright was een van de eerste moderne architecten die organische vormgeving in zijn ontwerpen begon te integreren. Zijn bekendste voorbeeld is het buitenverblijf ‘Fallingwater’ (1939), waar water en natuur naadloos in elkaar overlopen. Dit huis, geïnspireerd door de Japanse cultuur, werd letterlijk boven een waterbron gebouwd. Ook in zijn latere ontwerpen, zoals het Guggenheim Museum, was de organische vorm prominent aanwezig. In plaats van rigide, geometrische vormen maakt organisch design gebruik van vloeiende, afgeronde en onregelmatige vormen die doen denken aan elementen uit de natuur, zoals golven, bladeren of schelpen. Organisch design geeft de voorkeur aan materialen zoals hout, steen en glas, evenals duurzame, milieuvriendelijke materialen die passen bij de natuurlijke wereld. In de architectuur streeft organisch design ernaar om structuren naadloos in hun omgeving te integreren, waardoor gebouwen aanvoelen als een verlengstuk van het landschap. Deze benadering benadrukt de balans en verbinding tussen de door mensen gemaakte ruimte en de natuur.
Van Panton tot Hadid
Ontwerpers zoals Eero Saarinen (Tulip Chair, 1955), Verner Panton (Panton Chair, 1960) en Arne Jacobsen (Vlinderstoel – Series 7, 1955) experimenteerden in de jaren ’50 en ’60 ook met organische vormgeving. In de jaren ’80 en ’90 werd alles weer hoekiger en strakker, met uitzondering van een Londens architectenbureau waar de zaakvoerster met Iraakse roots organische architectuur als futurisme de wereld in blies: Zaha Hadid. Ze staat bekend om haar avant-gardistische ontwerpen, vaak gekenmerkt door vloeiende, organische vormen en innovatief gebruik van materialen en technologie. Hadid was de eerste vrouw die de prestigieuze ‘Pritzker Prize’ voor architectuur ontving, een van de hoogste onderscheidingen in haar vakgebied. Veel van Hadid’s gebouwen lijken geïnspireerd door natuurlijke vormen en vloeistoffen, met gebogen lijnen, asymmetrie en golvende structuren. Dit gaf haar werk een futuristische en soms surrealistische uitstraling. Haar gebouwen lijken soms uit een sciencefictionwereld te komen door hun onconventionele vormen en futuristische uitstraling. Ze creëerde architectuur die zowel functioneel als sculpturaal was en daagde traditionele grenzen uit. Veel van haar ontwerpen lijken in beweging te zijn, zelfs als ze stil staan. De gebouwen stralen vaak dynamiek uit, alsof ze door de lucht stromen of organisch uit de grond omhoog komen. Dit dynamische gevoel past goed bij de stedelijke omgevingen waarin haar gebouwen vaak staan. Hadid lijkt de Gaudí of Horta van haar tijd te zijn door nieuwe technieken te gebruiken om de toekomst van architectuur aan de wereld te tonen. Ook al zijn haar gebouwen een paar decennia oud, ze blijven vandaag de dag nog steeds grensverleggend.
De aarde binnen ruiken
Tegenwoordig zien we een duidelijke trend om steeds dichter bij de natuur te komen in ons dagelijks leven. Niet alleen op het gebied van voedsel – de ‘farm to table’-trend is weer helemaal terug – maar ook in onze woonwijze zoeken we naar verbinding met de natuur. Dit is paradoxaal, aangezien we in steeds meer verstedelijkte gebieden wonen, waar de natuur verder weg lijkt. De vraag is dan ook: maken we nu hetzelfde mee als Gaudí en Horta destijds, aan het begin van de industrialisatie? Een verlangen naar de natuur? Door de opkomst van de diensteneconomie en de digitalisering raken we steeds verder verwijderd van de natuur. De pandemie heeft ons echter op een vreemde manier weer dichter bij diezelfde natuur gebracht (ook al was ze er deels de oorzaak van), alsof we haar even waren vergeten. Dit heeft het organische gedachtegoed nog een extra duwtje in de rug gegeven. Tegenwoordig zijn golvende vormen, kalkpleister, keramiek, hout en zelfs leem weer helemaal terug in onze interieurs, zodat we de aarde kunnen voelen en bijna ruiken als we binnen zijn. Planten, die een decennium geleden al een comeback maakten in onze huizen, zijn nu tropisch geworden. De hang naar de natuur blijft alleen maar groeien en beïnvloedt elke industrie.
Groen in de hemel
Was de ‘Bosco Verticale’ in Milaan destijds nog een project van gekke architecten en projectontwikkelaars met te veel geld, tegenwoordig duiken in steden over de hele wereld wolkenkrabbers op met balkon- en daktuinen. Een van de mooiste voorbeelden is het ‘Pan Pacific Singapore’: een 23 verdiepingen tellende wolkenkrabber waarin meer tuin is verwerkt dan binnenruimte. Het gebouw, ontworpen door Studio WOHA, ontving terecht de award voor ‘World’s Best New Tall Building’ en schittert met immense tuinen en waterpartijen op verschillende tientallen meters hoogte. Ook deze integraties van natuur kunnen we binnen dezelfde trend plaatsen: wereldwijd willen we steeds dichter bij Moeder Natuur leven, ook in stedelijke omgevingen. Dat is niet zo gek, als je bedenkt dat we in wezen ook maar ontwikkelde zoogdieren zijn. De vraag is: neemt deze trend af en keren we ooit terug naar strakke lijnen en niet-natuurlijke materialen? Wij betwijfelen het. Dankzij AI zullen we steeds meer tijd achter computers doorbrengen en daar met hen verbonden zijn. De connectie met de natuur wordt dus alleen maar moeilijker, kijk maar naar onze kinderen, die door digitale technologieën steeds minder buiten spelen. Het is dan ook logisch dat we thuis of in onze vrije tijd juist die verbinding met de natuur zullen zoeken, net zoals Victor Horta ervoor zorgde dat zijn Brusselse villa, gebouwd in 1898 nabij de Louizalaan, zo veel mogelijk aan de natuur deed denken om de steeds drukkender wordende stad te vergeten. Het lijkt er dan ook op dat de ‘Nouveau Art Nouveau’ inderdaad is gearriveerd en nog vele jaren invloed zal hebben op onze architectuur, interieurs en meubelontwerpen. Nu rest ons alleen nog te wachten tot de nieuwe Horta en Gaudí zich aandienen.